(Uit de Historie #6) De opvolger van ds. Alberti is ds. Jacobus Medenbach. In het stadje Herborn, in het graafschap Nassau (Duitsland), is hij geboren in het jaar 1571. Hij overleed op 16 augustus 1657 te Ermelo op 86-jarige leeftijd.
Ds. Medenbach is op 2 januari 1605 in Harderwijk getrouwd met Stephien Aerts van Harderwijk. Waarschijnlijk is zijn vrouw datzelfde jaar nog overleden. Op 10 augustus 1606 hertrouwt ds. Medenbach namelijk met Maria Elisabeth van Gymnich (zie de Recognitieboeken van Harderwijk, nr. 141 en 142). Zij is omstreeks 1585 in de Halsheerlijkheid Murmpter in Kleef geboren. Het huwelijk wordt ten overstaan van haar ‘Vrouw Moeder Martha Leidnor van der Krynich, te Ermelloo bevestigd door ds. Petrus Kintzius, predikant te Putten‘. De familienaam is waarschijnlijk ontleend aan het dorpje Medenbach, dichtbij Waldeck in de omgeving van Kassel.
In de Acta van de Classis lezen we dat op 24 april 1604 te Herdt (= Heerde) de broeders van de classis van de gedeputeerden ‘gehoord hebben de leiding der zaken waarop Jacobus Medenbach in de kerkcke tot Garderen gecomen is, hebben deze beroeping goedgekeurd‘. In dezelfde vergadering wordt meegedeeld dat Ds. Jacobus Medenbach, door ds. De Brun van Voorthuizen, volgens de regels der classis, tot predikant bevestigd is in Garderen. Dat gebeurde medio april 1604.
Wanneer is ds. Medenbach nu naar Ermelo vertrokken? In het boek ‘Rond Ermel’s Wehme‘ wordt vermeld dat hij op 4 december 1604 in Ermelo bevestigd is als predikant. In het ‘Nieuw Kerkelijk Handboek‘ van 1903, in het ‘Naemregister der Predikanten van de Neder-Veluwen‘ uit 1720 (samengesteld door de kleinzoon, die naar opa genoemd is) en in het ‘Repertorium van Nederlandse hervormde predikanten tot 1816′, wordt steeds eveneens 1604 als jaar van bevestiging genoemd.
Toch schijnt de verplaatsing niet zo gemakkelijk gegaan te zijn. De Acta van de classis op 16 en 17 april 1605 vermelden namelijk dat ds. Medenbach wegens ziekte afwezig is. Later (in artikel 10) staat dat Joncker Paul van Arnhem de vergadering een schrijven getoond heeft waarin hij de classis verzoekt om te zorgen dat Ermelo, dat enige tijd vacant is, door een bekwame dienaar voorzien zal worden. Ermelo heeft nu het oog laten vallen op Jacobus Medenbachius. Medenbachius had met Garderen wel een verdrag gesloten voor zes jaren, maar men houdt zich in Garderen niet aan de beloften van onderhoud en daarom wil hij graag verplaatst worden.
Twee vertegenwoordigers zullen, namens de vergadering, de Jonkers van Barneveld gaan vragen of zij bereid zijn om Medenbach een ‘ehrlick Underholt te geven‘. Als de Jonkers dat weigeren zal men, vanuit de classis, ds. Medenbach behulpzaam zijn met overplaatsing naar Ermelo. Hoe dit overleg in Barneveld afgelopen is staat nergens beschreven.
Op de classicale vergadering van 25 en 26 maart 1606 wordt er opnieuw over de problemen rond de verplaatsing naar Ermelo gesproken. Omdat hij reeds in Ermelo bevestigd is en omdat hij zich beklaagt dat hij niet voldoende betaald is, gaan de broeders akkoord. Mocht het Hof echter problemen maken, dan zal hij zich daar moeten verdedigen. In deze vergadering wordt hij afgevaardigd om ‘tot den classen Arnhemiensen te rijsen‘. Ook in latere jaren is hij meerdere keren namens de classis naar de Provincale vergadering gegaan.
Op de vergadering van 21 en 22 april 1607 te Nijkerk is ds. Medenbachius niet aanwezig: ‘diewelcke buyten oorsaecke sich excuserende ende absenterende, sal in den toekomenden Classis eernsthaftich hier over ghecensureert worden‘. Op de volgende vergadering in 1608 blijkt dat hij wegens ‘sieckte van syn huijsvrawen‘ zich had laten verontschuldigen. Men vindt deze reden voldoende, hoewel het schriftelijk had behoren te geschieden.
(Uit de Historie #7) Ds. Medenbach schijnt wel meer wat voorbarig geweest te zijn, zodat hij in moeilijkheden raakt. Niet alleen bij de overplaatsing, met hindernissen, van Garderen naar Ermelo, maar in 1612 doen zich opnieuw problemen voor. Waarschijnlijk als gevolg van de oorlogstijd zijn veel pastoriën in niet al te goede staat. In de tijd van het Twaalfjarig Bestand kan daar iets aan gedaan worden. Reeds had de Gelderse Synode van 1610 de ‘Magistraten en Amptluijden opgeroepen om Sorge te dragen dat de Wheme ofte Pastorijhuijsen werden opgetimmert ende gerepareert mogen worden‘.
In Ermelo is dat blijkbaar nog niet gebeurd. Daarom is ds. Medenbach op Staverden gaan wonen ‘twelck grote ergerniss, opspraeck ende andere inconvenienten veroorsaeckt‘. Besloten wordt dat de ‘Consistorij offte Kerkenraet tot Harderwick eerster daegs uijt haer midden sullen aen den Schout tot Ermell eenige afveerdigen, om denselvigen te vermaenen, opdat Die Wheem tot Ermel, gerepariert ende habitabel (= bewoonbaar) gemackt werd, ende Jacobus voorn(oemd), so haest sulcks geschiedt is, hem bij sijn kerck ende wooninge sal wederom vervoegen‘.
De vergadering in 1618 besluit de predikanten van Ermelo, Doornspijk en Oldebroek te vermanen vanwege hun wangedrag. Tijdens de vorige buitengewone vergadering (11 en 12 februari 1618) overnachtten zij in een herberg te Harderwijk. Die avond hebben zij ‘door liberaelhyet van teeren sekere misusen ende ergernissen begaen, derwelker geruchten niet alleen aenstotelyck waren binnen de stadt van Harderwyck, maer oock in ander gewesten‘, (= door mildheid, dus te veel, van verteren hebben ze zich misdragen). Hoofd voor hoofd wordt ieder van de toen aanwezigen hierover ondervraagd.
Met Medenbach, die niet aanwezig is, wordt hier later over gesproken. Hij schrijft de ‘Heeren Gedeputeerden’ een brief, waarin hij zijn excuus aanbiedt. In het vervolg zal hij ook niet zelf de kosten betalen van de verteringen, maar dit overlaten aan het presidium van de classis.
De acta van de classis gehouden op 7, 8 en 9 mei 1639 binnen Bernefeldt vermelden in artikel 16: ‘Hebben de gecommitterde tot Armel van die nochgoede diensten en behorelicke stichtinge D. Jacobi Medenbachij predikant van Armel den E. Classi haer rapport gedaen‘. Men schijnt dus heel tevreden te zijn. In 1653 gaat hij met emeritaat wegens ouderdom en zwakte. Zijn zoon, Benjamin, is eerst zijn helper, maar later predikant te Ermelo.
In de “Boekzaal” van 1729 schrijft een kleinzoon dat: ‘Moeder Maria Elisabeth van Gymnich, den 17 Juny 1657, in den Heere gerust, en vader Jacobus van Medenbach 16 Augustus daaraen volgende het sterflyke had afgelegd‘. Zes leden uit de familie Medenbach, Medenbachius, Medenbagh of Van Medenbach hebben de gemeente Ermelo gediend van 1604 tot 1757.
In “De Boekzaal” van december 1754 lezen we het volgende:
‘Ermello. D. Alexander van Medenbach heeft op den 8 dezer Maand, voor een extraordinair aantal toehoorders, in dankbare gedagtenis gepredikt over des Heren Weldadige Voorzienigheid, met zyn Eerwaarde Familie en Hem aan deze plaats van den 4 December 1604 (op welken dag zyn eerwaarde Overgrootvader de eerste gereformeerde Predikant by de Gemeente dezer plaats is bevestigt) tot heden toe gehouden: zynde zyn Eerwaarde de zesde in de familie, die met zyn voorzaten, zyn Overgrootvader Jacobus, Grootvader Benjamin, Vader Jacobus, zyne 2 Broeders Benjamin thans in leven, predikant te Winken en Jacobus Philippus van Medenbach, in den Here ontslapen, met en na malkanderen, zonder ymand anders, enen tijd van 150 jaaren by deze Gemeente den Heere in ’t Evangelium hebben gedient: over Openb. 14:6,7‘.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in Ermelo, dichtbij de Oude Kerk, een Dominee Van Medenbachlaan te vinden is.
H.E.v.d.V.