Timanus Alberti

(Uit de historie #3) Nu terug naar Alberti. In de reeds genoemde vergadering van de Classis int Oldebroeck, op 14 en 15 November 1592, is Timanus zeker aanwezig. Waarschijnlijk wordt de vergadering gehouden in de Lambertuskerk.

Weer zijn aanwezig de predikanten van de steden, vergezeld van een ouderling. Van de plattelandsgemeenten zijn alleen door hun predikant vertegenwoord: Heerde, Nunspeet en Oosterwolde. Die van Ermelo heeft zich in de datum vergist (hij had afgesproken een kind te dopen); die van Eepe verontschuldigt zich wegens lyffswackheit; die van Elspeet wil liever de pastorie verlaten dan de leer die hij 37 jaar heeft  verkondigd.

Dan volgt artikel 5. Hierin lezen we dat Timanus Alberti van Olderbroeck geëxamineerd is. Dat examen zal vast hetzelfde geweest zijn als dat in Harderwijk de vorige vergadering. Alberti krijgt ook de opdracht om de volgende dag een preek te houden over Johannis 20 vers 21: ‘Vrede sie met u, gelyck my myn Vader etc.‘ (Waarschijnlijk uit de Deus Aes Bijbel; de Statenbijbel bestond immers nog niet). Hij zal daar verder die dag wel op gestudeerd hebben.

Na het houden van de preek de volgende dag zijn de toehoorders echter niet erg tevreden. De notulen vermelden: ‘Ende nademael hy al swack in syn examen bevonden is, is syne confirmatie uitgestelt op den naesten conventum, ende is vermaent tot neerstich lesen in sonderheit des Catechismi‘.

In dezelfde vergadering heeft Timanus Alberti zich beklaagd over zijn inkomsten waarvan hij onmogelijk rond kan komen. In de anderhalf jaar van zijn dienst heeft hij namelijk niet meer dan 70 gulden ontvangen. Heeft het klagen geholpen? We weten het niet.

Anderhalf jaar later lezen we opnieuw over Alberti. In de notulen van de Classis komen we in artikel 6 Garderen en Alberti tegen. Al is de taal wat moeilijk, toch wil ik de oorspronkelijke tekst doorgeven:

* Acta Classis (13 april 1594):
art. 1: … aanwezig Van T’oldebroeck, Timannus Elberti …

art. 6: Hebben die van Garderen by Instructie versoecht van den classe dat men sie versien solde met eenne dienaer, ende hebben daertoe nomineert Timannum Elberti, welcke heure begerte in deliberatie van den classe gestelt is worden, ende naedemael het der classis vor goet gevonden heefft uit wichtigen orsaeker, dat die vorsz. Timannus Elberti van het Oldebroeck transfereert worde, hebben die broederen verordonneert (= besloten) hem den Hove deses Vortsendombs te presenteeren (= voor te stellen) om hem by provisie (= voorziening) op Garderen te transfereeren (= verplaatsen), Welverstaende, dat hy gelyckwel niet eer in ministerio confirmeert (= als predikant bevestigd) worde, vor dat hy den Examini, het welcke offt in classe offt in een kercke welcke gedeputeert (= afgevaardigd) sal worden, geschieden sal, sich onderworpen heefft ende bequaem gevonden is, ende een proeff predich gedaen heefft.

art. 12: Soo veel oock die confirmatie der dienaeren namelick Wesseli Salingensis (Heerde) ende Timanni Elberti (Garderen) aengaet, is besloten dat deselve oock opgeschoort sal worden, totdat Wesselius Samingensis syn attestatie sal verthoont hebben, ende Timannus wyders examineert sal syn.

Alberti mag de kerk van Garderen gaan dienen, maar voordat hij als predikant bevestigd kan worden, moet hij eerst tot tevredenheid van de Classis een proefpreek houden.

(Uit de historie #4) De vorige keer zagen we dat Alberti aan het Hof werd voorgesteld. Op de vergadering van 3 september 1594 die te Elburg gehouden wordt, blijkt dat. Alberti is inmiddels als ‘kerckendienar‘ overgeplaatst naar Garderen. Wel wordt nog eens in de notulen aangetekend dat hij dienst mag doen met dien verstande dat ‘he flitich studiere‘. Men draagt hem op om de volgende vergadering een proefpreek te houden over Johannes 10:1. Daarna zal men hem examineren.

De volgende vergadering is op 20 Mai 1595 binnen Hattem. Hier houdt Alberti zijn proefpreek. ‘ ‘Hebben de broederen aengehoort de propositie (= proefpreek) ende hem broederlick aengeseit het gunt zy daer in achten geobserveert noedich te zijn’. Daarna zijn ze begonnen met het examen. Met zijn antwoorden op de vragen die hem werden gesteld was men tamelijk tevreden. Daarom is besloten om verder te gaan om zijn bevestiging te regelen.

In dezelfde vergadering beklaagt Alberti zich dat hij wel het dorp Cootwijk bedient, maar dat de inkomsten gering zijn. Kootwijk is sinds de Reformatie op de Veluwe een onderdeel van de kerkelijke gemeente Garderen. Hij vraagt de classis om aan het Hof te verzoeken dat de goederen van de pastorie tot zijn onderhoud mogen worden gebruikt. De broeders van de classis stemmen hier graag mee in vooral omdat de inkomsten onvoldoende zijn om een Kootwijkse predikant te voeden.

Als de classis op 23 september 1595 te Nijkerk vergadert, worden na het gebed verkiezingen gehouden. Wat we ons nu niet in kunnen denken: Alberti, nog steeds niet bevestigd als predikant maar wel de kerk van Garderen dienend, wordt door de broederen gekozen als scriba.  Zelfs wordt aan Alberti voorgedragen om eens in de 14 dagen te Putten te gaan preken. In Putten is nog altijd ‘de papistiche pape’ Willem de Weese die de omliggende kerken grote schade aandoet.

Maar dan lezen we dat de kerk van Harderwijk namens de classis aan de Schout van Barneveld geschreven heeft of hij een dag wilde bepalen waarop, door een dienaar van Harderwijk, Alberti bevestigd kan worden. Omdat de Schout die afspraak niet gemaakt heeft, zal de predikant van Nijkerk hem daar mondeling of schriftelijk nog eens aan herinneren.

Toch heeft dat nog niet de gewenste uitwerking, want de volgende vergadering op 2 juni 1596 besluit de classis om nog een keer de Schout van Barneveld aan te schrijven. Men zal hem vragen om op een zondag naar Garderen en Elspeet te komen. De predikant uit Harderwijk zal dan ook komen om in Garderen Alberti en in Elspeet Wolterus de Brun tot predikant te bevestigen.

Reeds op de vorige vergadering was besloten dat de predikanten in gemeenten zonder kerkenraad eens per jaar het Avondmaal vieren in de steden. De dienaars van Elspeet, Garderen, Voorthuizen en Ermelo hebben dit besluit echter niet opgevolgd.
Besloten is [verder] dat de dienaars op het platteland op de zondag namiddag de kinderleer of de leer van de catechismus  en de vijf hoofdartikelen van het Christelijk geloof zullen invoeren.

(Uit de historie #5) Opnieuw komt de kwestie van de bevestiging van Alberti aan de orde in de vergadering te Nijkerk op 17 augustus 1596. Men vraagt zich af wat men moet doen nu de Schout noch op de twee schrijvens, noch op de vermaning van de dienaar van Nijkerk gereageerd heeft. Besloten wordt om de Edele en Hooggeleerde Raadsheer Doctor Voeth uit Arnhem te vragen de Schout te Barneveld te vermanen en hem te verzoeken deze zaak te bevorderen.

In de vergadering te Elburg in april 1597 komt deze kwestie opnieuw aan de orde. Hoewel nergens met zoveel woorden vermeld, ga je denken dat de overheid van Barneveld geen behoefte had aan een predikant der Reformatie. Al enkele jaren wachten de dienaren van Voorthuizen, Elspeet en Garderen immers op bevestiging in het ambt. Hetzelfde komt nog verschillende keren aan de orde terwijl Alberti gewoon zijn dienstwerk in de kerk te Garderen en Kootwijk verricht. De classicale vergadering van 1598 en 1599 besluiten opnieuw tot bevestiging over te gaan maar of het werkelijk gebeurde, is onbekend.

Omdat voor verschillende dienaars (ook die van Garderen) de kosten voor de reis naar de classicale vergadering te bezwaarlijk zijn, wordt het Hof te Arnhem gevraagd ‘daer in de nootdruft te verschaffen‘. In 1599 wordt Alberti opnieuw tot scriba van de vergadering gekozen.

In de synode is besloten om de Dienaren op het platteland te gerieven en hen in de dichtbij liggende steden te laten preken, opdat zij zich daardoor zouden oefenen. Hiervoor wordt een rooster opgemaakt. Wegens zijn ouderdom wordt Alberti niet ingeroosterd.

De gemeenten in de classis doen in de vergadering van 15 april te Eep in het jaar 1600 (ja, het jaar van de bekende slag bij Nieuwpoort) verslag van hun toestand. Timannus Alberti verklaart dat het gehoor tamelijk is, er komen dus wel mensen naar de kerkdiensten. Tevens verklaart hij dat hij nog geen middelen ziet om een gemeente op te richten. Alberti vraagt de classis in 1602 en nogmaals in 1603 om via de Heren van de Kerkenraden te Arnhem te vragen aan het Edele Hof om een behoorlijk onderhoud.

In 1603 wordt Alberti evenals de dienaren te Voorthuizen, Heerde en Barneveld opgeroepen te trachten een eind te maken aan de Lijkpredicatien in hun plaatsen.

Wanneer Timanus Alberti overleden is weten we niet precies, maar wel vóór 12 juli 1603. In de notulen van de Provinciale Synode te Harderwijk op 12 juli lezen we: ‘De weduwe van Tijmanno Alberti, overleden dienaar tot Garderen, is een voorschrijven verleent van den E.synodo aen de heeren Gedeputeerden des Veluwschen Quartiers om in haere klachten geholpen te werden’. Hetzelfde verzoek wordt via de classis nog eens gedaan in 1606.

Van Alberti weten we verder niets. Had hij kinderen? Is zijn weduwe later naar Harderwijk verhuisd? Wel weten we dat hij, evenals de vroegere pastoor Egbert Willems, op 2 september 1600 de malenkeur van de Maalschap Kootwijk ondertekent. Met hem tekenen ‘buerscholt, holtrichters en scholten van Barneveld en Voorthuizen.

H.E.v.d.V.